Woongebouwen

Patiowoningen – Borneo-Sporenburg Amsterdam, anno 2000

Het stedenbouwkundig plan kent een paar grote woongebouwen, die als meteorieten in een laagbouwwijk liggen. Voor de laagbouw was een hoge dichtheid vereist, en kwamen de woningen rug-aan-rug te staan. Patio’s blijken de beste manier op alle ruimtes in de diepe woningen van voldoende daglicht te voorzien. Er worden veel verschillende patiowoningen gebouwd, waarvan er twee zijn geanalyseerd.

De patio’s brengen veel licht binnen en uitzicht op de lucht. Na jaren van discussie worden opbouwen toegestaan. De opbouwen kunnen een kleine invloed hebben op het licht. Een veel groter lichtverlies treedt op bij het dichtzetten van patio’s voor extra ruimte. Hierdoor ontstaan wettelijk onbepaalde ruimtes, door te weinig licht. Een glazen dak en glazen vloer kan het deels compenseren. De opbouw is meestal wel een lichte ruimte.

Verlichtingssterkte om 12 uur gedurende een jaar

Grachtenpanden – Vierde Uitleg grachtengordel, anno 1700

Veel Nederlandse steden kozen voor grachten, waaraan veel verschillende grachtpanden verrezen. Bij de meeste grachtenpanden had daglicht veel invloed, mede gezien het lastige kunstlicht. Een binnenplaats blijkt waardevol, voor frisse lucht, maar ook voor licht dat diep tussen de panden doordringt. Op de lager gelegen verdiepingen kan dit een groot verschil maken, net als de plafondhoogte. Begane grond en bel-etage kregen hoge plafonds met hoge ramen, waardoor ook lager in het pand veel licht diep naar binnen komt.

Door de eeuwen heen werd een deel van de grachtenpanden vervangen door nieuwere en grotere exemplaren. Halverwege de 20e eeuw worden ook veel binnenplaatsen dicht gebouwd, zoals bij het Rijksmuseum. Inmiddels worden veel binnenplaatsen bij nader inzien weer geopend, zoals het Rijksmuseum en grachtenpand Keizersgracht 522.

Verlichtingssterkte om 12 uur gedurende een jaar